Meissen... stad van het wereldberoemde porselein. Zelfs de klokken in de kerktorens van Meissen en Weimar werden gemaakt van Meissen porselein. Wegens het gevaar voor breken luiden ze nooit 's winters. Een nog grotere rariteit zijn de munten die in de periode van het interbellum (tussen de twee wereldoorlogen) werden gemaakt van Meissen porselein. De eerste wereldoorlog had de economie zo verzwakt en alle metalen gebruikt om oorlog te voeren, waardoor er een tekort ontstond om munten aan te maken. Er werd geld aangemaakt uit de meest diverse grondstoffen zoals katoen, linnen, hout, maar ook van porselein uit Meissen. 

Klik hieronder om de MP4 video te bekijken over "Meissen... stad van het Witte Goud"

Johann Friedrich Bötger (1682-1719)

Hij is de uitvinder van het "Meisner Porzellan". Böttger kreeg zijn eerste opleiding van zijn stiefvader, een vestingbouwkundige in Maagdenburg. In 1696 kreeg hij een betrekking als apothekersassistent in Berlijn en maakte  volgens de legende kennis met een Griekse monnik, die hem in de alchemie inwijdde. Liever dan pillen te draaien en tabak verkopen, begon Böttger te verkondigen goud te kunnen maken. Frederik I van Pruisen had Leibniz geraadpleegd en zette een premie op Böttgers gevangenneming, hopend dat deze veelbelovende jongeman de lege staatskas zou kunnen vullen. Omdat de experimenten van Böttger niet voor herhaling vatbaar waren, vluchtte hij naar Wittenberg en liet zich inschrijven als student aan de plaatselijke universiteit.

Böttger had het geluk dat in Colditz, niet ver van Meissen, kaolien voorkwam basisgrondstof voor het maken van porselein. Hij presenteerde op 15 januari 1709 acht witte replica's van Chinese voorbeelden aan de koning. Dat had tot gevolg dat hij opnieuw streng werd bewaakt door soldaten. In 1710 werd hij benoemd als eerste directeur van de Koninklijke Meissener Porselein Manufactuur. Al in 1711 werd hij in de adelstand verheven. In Dresden en Meissen wemelde het ondertussen van de spionnen, die de samenstelling van de porseleinaarde en het glazuur wilden te weten komen.

Böttger was veel meer een uitvinder dan manager. Hij had te kampen met weglopend personeel, omdat het niet regelmatig werd uitbetaald; daarnaast met plagiaat, corruptie, diefstal, een falende boekhouding en een slechte gezondheid. Böttger werd opnieuw depressief en dronk buitengewoon veel. Hij werd vrijgelaten, maar mocht Saksen niet verlaten.

 

De keurvorst August de Sterke was de grootste afnemer van het porselein, maar helaas een zeer slechte betaler. Rond 1717 kondigde Böttger aan dat het niet nodig was om het witte porselein te beschilderen. Het was hem niet gelukt een goede samenstelling van het onderglazuurblauw te vinden, dat tijdens het bakproces stand zou houden. Böttger experimenteerde vooral met reliëf en vormen. August de Sterke was vooral uit op kopieën van Chinese voorbeelden.

Böttger stierf op nog betrekkelijk jonge leeftijd. Naast tbc en epilepsie zullen alle giftige dampen die hij vijfentwintig jaar lang had opgesnoven, daarmee te maken hebben gehad. Na de dood van Böttger bleek dat niemand wijs kon worden uit zijn aantekeningen.